We vroegen Geert van der Sluis, Programma Manager Onderzoek en Innovatie in ziekenhuis Nij Smellinghe en Lector aan de Hanzehogeschool, naar zijn visie op prehabilitatie. Je leest het hele interview hieronder.

Kun je jezelf kort voorstellen voor degene die jou niet kennen?  
Mijn naam is Geert van der Sluis. Ik werk al een hele tijd in ziekenhuis in Nij Smellinghe in Drachten in de rol van Programma manager onderzoek en innovatie, met als focuspunten preoperatieve gezondheidsbevordering, innovaties aanjagen en wetenschappelijk onderbouwen. Ik ben ooit begonnen als Fysiotherapeut en daarna heb ik deeltijd gezondheidswetenschappen gestudeerd aan de universiteit van Utrecht. In deze periode heb ik onderzoek verricht naar patiënten die een knieprothese operatie moesten ondergaan. Dit deed ik op basis van data die in ons eigen ziekenhuis verzameld werd voor en na de operatie. Met dat onderzoek ben ik na mijn master doorgegaan. De risicomodellen die ik daarna heb ontwikkeld gaven aan wat er nodig is om patiënten zo fit mogelijk door het preoperatieve traject heen te leiden.

Sinds kort ben ik ook Lector aan de Hanzehogeschool in Groningen met eigenlijk dezelfde leeropdracht. Het is een mooie combinatie dat ik de praktijk van het ziekenhuis en het kennisinstituut dichtbij heb. We vinden het belangrijk dat de driehoek verstevigd wordt tussen onderzoek, praktijk en onderwijs. Het klassieke onderwijsmodel om in de schoolbanken te zitten, mag in mijn optiek wel anders! Het mag vaker daar waar het gebeurt georganiseerd worden.

Wat was de belangrijkste aanleiding voor jou om je (verder) te verdiepen in prehabilitatie? 

Ik zag met eigen ogen zag dat patiënten zo wisselend herstelden van chirurgische ingrepen. De ene rolde er heel makkelijk doorheen en sommige krabbelden heel lastig op en bleven daar vaak ook in hangen. Bij deze groep wist ik op basis van mijn onderbuikgevoel al wat er zou gebeuren. Als je dat op voorhand al zo makkelijk kan duiden kun je het waarschijnlijk ook wetenschappelijk onderbouwen dacht ik. Zo ben ik me er verder in gaan verdiepen.

Wat ik heel belangrijk vond en nog steeds vind, is dat prehabilitatie niet stopt op het moment dat de patiënt op de operatietafel ligt. We proberen de patiënt te stimuleren en motiveren om actief voor en na op een operatie te zijn en te blijven. Hiermee hebben zij de touwtjes zelf in handen. In de meeste gevallen ligt de patiënt 85% van de tijd in bed. We hebben onderzocht wat het doet met een patiënt om de patiënt alleen in bed te laten liggen wanneer dat echt nodig is. Het heeft beduidend gezondheidsvoordelen. Dit zijn ook aspecten die bij prehabilitatie horen. Je investeert dus niet alleen voor de operatie, maar ook daarna zodat ze het vol blijven houden.

Kan je meer vertellen over het leernetwerk dat je hebt opgezet? 

Ja zeker! Ik zag dat Fit4Surgery, UMC Groningen, Maxima Medische Centrum en Radboudumc goed en mooi werk verrichten rondom prehabilitatie. Dit wilde ik graag vertalen naar de praktijk van de wat kleinere ziekenhuizen. Hier zijn vaak wat minder faciliteiten en (onderzoeks)mogelijkheden dan in de grote ziekenhuizen. Samen met Samenwerkende Algemene Ziekenhuizen (SAZ) heb ik toen het leernetwerk opgezet.

Het Nij Smellighe is een regionaal ziekenhuis en wij wilde de regionale ziekenhuizen vertegenwoordigd binnen de SAZ inspireren om ook met prehabilitatie aan de slag te gaan. In onze ogen had het nog een vertaalslag nodig naar de context van de SAZ ziekenhuizen. Zo zijn we van start gegaan en hebben we vrij vlot contact gezocht met Fit4Surgery om te kijken hoe we hierin samen konden optrekken. Tot nu toe zijn 19 ziekenhuizen (verspreid over het hele land) aangesloten die samen met ons willen leren en ontwikkelen. Onze ambitie is dat alle 29 SAZ ziekenhuizen meedoen.

Het is echt een groot succes dat dit zo op gang komt!

Wat is jouw ideale beeld van hoe prehabilitatie eruit zou moeten zien? 

Dat is een goede vraag. Het moet een totaalvisie zijn op preoperatieve gezondheid en zorg. Mijn ideale beeld is dat patiënten die het nodig hebben het ook kunnen krijgen en ik ben ervan overtuigd dat niet iedereen het nodig heeft. Een patiënt die twee weken voor de operatie nog een marathon heeft gelopen hoeft wat mij betreft niet te prehabiliteren, die is fit genoeg. Ik zou een prehabilitatie programma op maat aan willen bieden. Dat is een van de aspecten waar ik van hoop dat het er in de toekomst zo uit ziet dat het integraal georganiseerd is binnen preoperatieve zorgprogramma’s.

Daarnaast zie ik het liefst voor me dat prehabilitatie in de leefomgeving van de patiënt wordt uitgevoerd en niet in het ziekenhuis. Dichtbij en rondom de patiënt en dan bedoel ik letterlijk in het huis van de patiënt. Dan kan de sociale omgeving namelijk ook positief beïnvloed worden en dus ook stimulerend zijn naar de patiënt toe. Als je het in de zorgcontext organiseert dan wordt het zo’n zorgactiviteit en het moet eigenlijk een way of live worden voor patiënten. De patiënt heeft het stuur hiermee zelf in handen en het zou mooi zijn als de omgeving waarin de patiënt leeft ook meegaat. Dat stimuleert alleen nog maar meer.

Wat is er nog nodig om dat ideale beeld te realiseren? 

De vertaalslag naar de dagelijkse dynamiek in de praktijk vraagt veel aandacht. Om dit goed te organiseren heb je nog een periode van ontwikkelen en innoveren nodig in de verschillende ziekenhuizen. Dat heeft ook weer te maken met het financiële aspect, daar is helaas heel weinig ruimte. Als het om onderzoek gaat kun je onderzoeksubsidies aanvragen, bepaalde zorg valt onder de zorgverzekeraarswet, maar wat daartussen hangt, zoals het implementeren van prehabilitatie wordt een lastig verhaal. Het zou mooi zijn als er via een weg (financiële)ruimte ontstaat om dat onderzoek in de praktijk te mogen doen.

Het zorginstituut en de zorgautoriteit die dus het beleid maken baseren het vaak op klassiek wetenschappelijk onderzoek. Onderzoek zoals je dat doet als je medicijn effectiviteit test. Dat kan met heel veel interventies die gaan over preventie fysiotherapie, voeding en diëtiek niet. Deze onderzoeksmethodiek past minder goed. Als er gevraagd wordt om een effectiviteit studie dan sta je met de rug tegen de muur, omdat we niet in staat zijn om dat op de manier aan te tonen zoals zij dat wensen. Maar gelukkig begint het nu meer door te klinken dat onderzoek zoals wij dat nu hebben getoond super waardevol is en dat er ook veel meer tempo in zit omdat je het ook in die dagelijkse praktijk doet.

Wat was voor jou een recent succesmoment rond prehabilitatie? 

Afgelopen maandag hebben we minister Kuijpers op bezoek gehad in het Nij Smellinghe ziekenhuis. Hij vroeg of hij bij ons op werkbezoek mocht komen om wat over prehabilitatie te horen en te zien. Het was super inspirerend om hem mee te nemen waar we op dit moment mee bezig zijn. We hebben nadrukkelijk benoemd dat wij prehabilitatie zien als onderdeel van constante zorg. Ons beleid is onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek die we in onze eigen context hebben uitgevoerd. Die resultaten hebben we ook aan hem laten zien en daar was hij echt van onder de indruk.

Minister Kuijpers gaf ons het volgende mee: Ga niet overal het wiel opnieuw uitvinden, maar inspireer en leer van elkaar. Heb lef en blijf doorgaan om bepaalde zaken in je ziekenhuis anders te willen doen, zonder dat daar eerst een betaaltitel tegenover staat. Want dan ontstaat de dialoog bij de overheid vanzelf. Daarin konden we mooi aangeven dat we de samenwerking met Fit4surgery en de SAZ hebben en het enthousiasme en de wilskracht om met prehabilitatie aan de slag te gaan er zeker is!